Meervleermuis

De meervleermuis is een echte gebouwbewoner en een vrij grote vleermuis met een gewicht van 14-25 gram en een spanwijdte van 20-30 cm. In Nederland komen kolonies van deze soort vooral voor in spouwmuren en onder dakpannen van huizen. Het zwaartepunt van de verspreiding in Europa, ca 29% van de Europese populatie, ligt in Nederland. We hebben dus een bijzonder verantwoordelijkheid voor deze soort. Helaas kent de meervleermuis in ons land een negatieve populatietrend. Van circa 12.000 dieren in 1994 zijn er nu naar schatting nog 8.000 over. De belangrijkste oorzaak is volgens onderzoekers het renoveren en isoleren van woningen, waardoor de leefruimte onder dakpannen en in spouwmuren ongeschikt raakt.

Waarmee helpt u deze soort?

Vleermuizen kunnen geen nest bouwen, maar maken gebruik van al bestaande holtes. Ze verblijven op verschillende plekken, afhankelijk van de periode van het jaar en de functie (zoals winter- of kraamverblijfplaats). De meervleermuis vormt grote kraamgroepen. In de jaren 90 bestonden groepen van deze soort gemiddeld uit 200 dieren. Mannen leven apart van de vrouwen, en kennen een groepsgrootte tussen de 5 en 65 dieren. De meervleermuis is in tegenstelling tot veel andere gebouwbewonende vleermuissoorten erg plaatstrouw, de oudst bekende plekken zijn al minstens sinds de jaren 60 bewoond.

Deze soort stelt extreem hoge eisen aan hun verblijfplaats. Het toepassen van standaard maatregelen of alleen toegankelijk maken/houden van ruimtes in een spouw of onder het dak werkt voor deze soort niet. In de levende natuur (Haarsma & Janssen 2022) zijn zowel achtergrondinformatie als eisen aan een meervleermuisverblijf gepubliceerd. Hier een samenvatting:

• Voldoende warmtegradiënt -vooral begin april t/m half juli, tijdens de zwangerschap, zogen en spenen van de jongen- met zowel plekken van 35-40 °C als 15-20 °C en een gradiënt om deze optimale temperatuur te kunnen vinden.
• Ten minste 12 m3 aan leefruimte; horizontaal en verticaal voor voldoende warmtegradiënt.
• In één verblijfplaats zijn plekken die snel kunnen opwarmen of afkoelen en zones die dat traag doen.
• Uitvliegopeningen met meer dan twee windoriëntaties (vanwege predatierisico en vermijding van tegenwind/regen bij uitvliegen).
• 100 % muisvrij. Huismuis en bosmuis kunnen vleermuizen eten. Ze kunnen recht tegen een gevel opklimmen, maar kunnen niet verder als er een kleine overhang (muizentand) wordt gebruikt.
• Een gewenningstijd van ten minste drie jaar is nodig.

In de winter verblijft de meervleermuis voornamelijk in groeves en bunkers. Het inrichten van een geïsoleerd liggende winterverblijfplaats voor deze soort is niet nuttig. Meervleermuizen maken alleen gebruik van meerdere verblijfplaatsen bij elkaar in de buurt.

Meer informatie

Meer informatie over de leefwijze van de meervleermuis vindt u op de website van Vleermuiswerkgroep Nederland, een werkgroep van de Zoogdiervereniging.